1. Belastingen De belangrijkste inkomstenbron van de overheid. Voorbeelden: Indirecte belastingen: BTW (0%, 6% en 19%) Accijnzen (Tabak, alcohol en benzine) Directe belastingen: Loon- en inkomstenbelasting Vennootschapsbelasting OZB-belasting (gemeente)
2. Beginselen De overheid heeft verschillende uitgangspunten (= beginselen) om te bepalen wie belasting moet betalen en hoeveel belasting betaald moet worden. Profijtbeginsel Draagkrachtbeginsel Solidariteitsbeginsel
3. Beginselen Profijtbeginsel Het profijtbeginsel houdt in dat degene die ergens profijt van heeft (= ergens gebruik van maakt), meebetaalt aan die voorziening. Bijvoorbeeld: Motorrijtuigenbelasting, parkeergeld, gemeentelijke leges (kosten van paspoort of rijbewijs)
4. Beginselen Draagkrachtbeginsel Het draagkrachtbeginsel houdt in dat degene die het meeste verdienen ook het meeste belasting betalen, ofwel “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten”. Bijvoorbeeld: Loon- en inkomstenbelasting en BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)
5. Beginselen Solidariteitsbeginsel Mensen met een inkomen moeten solidair zijn met mensen zonder inkomen. Iedereen is verplicht een deel van zijn inkomen af te staan, zodat Nederlanders zonder eigen inkomen toch geld hebben om van te leven. (Denk maar eens aan alle uitkeringen!)
6. Overzicht belastingsysteem De inkomensbestanddelen zijn ondergebracht in drie zogenoemde 'boxen'. Inkomen uit : Werk/Bezit Box 1 Aanmerkelijk Belang Box 2 Sparen en Beleggen Box 3
7. Overzicht belastingsysteem Het belastingsysteem zoals wij in Nederland gebruiken is gebaseerd op het bekende draagkrachtbeginsel. Dit beginsel komt tot uiting in Box 1. Hier wordt een progressief tarief gehanteerd. Progressief wil zeggen, naarmate je meer verdient, betaal je procentueel meer belasting.
8. Overzicht belastingsysteem De belasting in Box 2 en 3 is gebaseerd op het proportionele tarief. Proportioneel wil zeggen, dat als je 2x zoveel verdient, je ook 2x zoveel belasting betaalt. Het is dus een vast percentage, dat niet verandert als je meer of minder gaat verdienen.
9. Overzicht belastingsysteem Naast het progressieve en het proportionele tarief, bestaat er ook een zogenaamd degressief tarief. Degressief wil zeggen, dat naarmate je meer gaat verdienen of iets meer waard is, je procentueel minder belasting gaat betalen.
10. Box 1 In Box 1 betaalt men progressieve belasting over het belastbare inkomen. Dit belastbare inkomen berekent men als volgt: Totaal inkomen uit arbeid en bezit ( = Bruto inkomen) - Aftrekposten (bijv. hypotheekrente of studiekosten) + Bijtellingen (bijv. Eigenwoningforfait) ----------------------------------------------------------------- Belastbaar inkomen
11. Box 1 Als je eenmaal het belastbaar inkomen bepaald hebt, kun je berekenen hoeveel belasting je moet betalen. Dit belastbaar inkomen wordt opgesplitst in maximaal 4 stukken. Over elk deel wordt een ander belastingtarief geheven. Binnen het systeem zijn er twee groepen. Tarieven voor personen jonger dan 65 jaar en tarieven voor 65+-ers (lagere tarieven).
13. Box 1 Voorbeeld: De Fam Jansen heeft een inkomen van € 54.123,00. Hoeveel belasting moet deze familie betalen? Let op het progressieve karakter van dit systeem! Reken nu voor jezelf uit, welk bedrag betaald moet worden.
14. Box 1 Bruto inkomen € 54.123,00 Belastbaar inkomen € 54.123,00 Schijf 1: 33,65% over € 17.319,00 = € 5.827 Nog te betalen over € 36.804,00 Schijf 2: 41,40% over € 13.803,00 = € 5.714 Nog te betalen over € 23.001,00 Schijf 3: 42% over € 21.942,00 = € 9.215 Nog te betalen over € 1.059,00 Schijf 4: 52% over € 1.059,00 = € 550 + Nog te betalen over € 0,00 € 21.306
15. Belastbaar inkomen Het Nederlandse belastingsysteem wordt gekenmerkt door middelen om het belastbaar inkomen te verlagen. Zo mag men de betaalde hypotheekrente en studiekosten in mindering brengen op het bruto inkomen. Hiermee wordt er dus een lager belastbaar inkomen bereikt.
16. Belastbaar inkomen De Fam. Jansen bezit een huis waar een hypotheek op rust van € 300.000,00. Jaarlijks moet hier 5% rente over betaald worden aan hypotheekrente. Welke gevolgen heeft dit voor het belastbaar inkomen?
17. Belastbaar inkomen Hypotheekrente = 5% van € 300.000,00 Hypotheekrente = € 15.000,00 Bruto inkomen € 54.123,00 Hypotheekrente € 15.000,00 – Belastbaar inkomen € 39.123,00 Door deze aftrekpost is het belastbaar inkomen gedaald naar € 39.123,00. Dat is een daling van 27,7%!!
18. Belastbaar inkomen Om de verschillen tussen huizenbezitters en huizenhuurders niet te groot te maken, heeft de regering ook een bijtelling bedacht. Deze bijtelling voor huizenbezitters heet het “Eigenwoningforfait”. De hoogte van de bijtelling wordt bepaald door de waarde van het huis.
19. Belastbaar inkomen Hoe hoog is de bijtelling bij een woning met een waarde van € 300.000,00?
20. Belastbaar inkomen Hypotheekrente = 5% van € 300.000 = € 15.000,00 Eigenwoningforfait = 0,55% van € 300.000 = € 1.650,00 Bruto inkomen € 54.123,00 Hypotheekrente € 15.000,00 – Eigenwoningforfait € 1.650,00 + Belastbaar inkomen € 40.773,00 Nu is het belastbaar inkomen gedaald naar € 40.773,00. Dat is een daling van 24,7%!!
21. Box 1 Bruto inkomen € 54.123,00 Belastbaar inkomen € 40.773,00 Schijf 1: 33,65% over € 17.319,00 = € 5.827 Nog te betalen over € 23.454,00 Schijf 2: 41,40% over € 13.803,00 = € 5.714 Nog te betalen over € 9.651,00 Schijf 3: 42% over € 9.651,00 = € 4.053 + Nog te betalen over € 0,00 € 15.594
22. Belastingsom Nu we rekening gehouden hebben met de hypotheekrente en het eigenwoningforfait, is de belastingsom gedaald van € 21.306,00 naar € 15.594,00. Dat is een daling van 26,8%. Dat is niet alles! Er volgen nog een aantal heffingskortingen, die het bedrag nog verder verlagen. Maar eerst gaan we naar Box 3!!
23. Box 3 – Sparen en beleggen Ook over het spaarsaldo en het belegde vermogen moet belasting betaald worden. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddelde vermogen op basis van sparen en beleggen. Van belang is hierbij het vermogen op 1 januari en het vermogen op 31 december.
24. Box 3 – Sparen en beleggen Stel, de Fam. Jansen heeft op 1 januari een totaal vermogen (sparen + beleggen) van € 50.000. Op 31 december van dat zelfde jaar is het vermogen gegroeid naar € 60.000. Het gemiddelde vermogen is dan: (50.000 + 60.000) : 2 = 110.000 : 2 = € 55.000.
25. Box 3 – Sparen en beleggen Alvorens we gaan uitrekenen over welk bedrag de Fam. Jansen belasting moet gaan betalen, mogen we dit gemiddelde vermogen corrigeren met een zogenaamde Algemene Vrijstelling. Voor 2008 bedraagt deze vrijstelling € 20.315. De Fam. Jansen moet dus belasting betalen over een vermogen van: € 55.000 - € 20.315 = € 34.685
26. Box 3 – Sparen en beleggen De belastingdienst neemt aan, dat de Fam. Jansen gemiddeld 4% rente verdient over het gemiddelde vermogen. Dit noemen we het fictieve rendement. In de praktijk zou het meer of minder kunnen zijn. Het fictieve rendement bij de Fam Jansen is dus: 4% van € 34.685 = € 1.387,40
27. Box 3 – Sparen en beleggen Nu komt het lastige! De belastingdienst heft nu een belastingtarief van 30% over dit fictieve rendement. De Fam. Jansen zal dus 30% van de € 1.387,40 moeten afdragen aan de belastingdienst. 30% van € 1.387,40 = € 416,22 € 416,00
28. Nu Box 1 en Box 3!!!! Belasting Box 1 € 15.594 Belasting Box 3 € 416 + Totaal € 16.010 Op basis van de twee boxen zou de Fam. Jansen € 16.010 aan belasting moeten betalen. Maar………….!!!!!!!
29. Heffingskortingen Bij het invoeren van dit nieuwe systeem zijn een hoop aftrekposten komen te vervallen. Om nu dit verlies te compenseren, zijn er een aantal heffingskortingen geïntroduceerd. Op basis van de gezinsgegevens moet je bepalen, welke kortingen van toepassing zijn.
30.
31.
32. Heffingskortingen De Fam. Jansen komt voor de volgende kortingen in aanmerking. Algemene heffingskorting € 2.043 Arbeidskorting € 1.392 Waar waren we gebleven?
34. Gemiddelde belastingdruk We begonnen met een bruto inkomen van € 54.123 Er moest aan belasting betaald worden€ 12.575 Wat is nu de gemiddelde belastingdruk? (12.575 : 54.123) x 100% = 23,2% Dat valt dus eigenlijk wel mee!!!! Leuker kunnen ze het niet maken……..